Blog

Persoonlijke blog

Tijdens het maken van het Rouwpaspoort dacht ik regelmatig terug aan hoe het voor mij als kind geweest zou zijn om een Rouwpaspoort te ontvangen. Hoe ik me zou voelen, toen en nu, bij een verzameling van mijn veerkracht in een handzaam boekje. Het zou zich vormen tot een persoonlijke collage van mijn levensverhaal.  Hierover nadenken ondersteunde mij in het maken en samenstellen van het Rouwpaspoort. Het was alsof ik over mijn eigen tijdlijn terugreisde naar mijn jongere ik. En het in gedachten invullen en vasthouden van het Rouwpaspoort, was troostend en super waardevol. Nu hoop ik dat het zoveel mogelijk kinderen, leerkrachten en ouders mag bereiken en inspireren.

´Het was alsof ik over mijn eigen tijdlijn terugreisde naar mijn jongere ik.´

Verlies op school

Wanneer een kind persoonlijk verlies meemaakt, is dit ook voor school een heftige gebeurtenis. Het Rouwpaspoort geeft geen handleiding maar benadrukt dat er een verandering is. Het is belangrijk dit soort momenten te markeren.  Dit ondersteunt kinderen in het verhaal dat ze over zichzelf kunnen vertellen. Het Rouwpaspoort is een document dat verbinding legt: connectie tussen school en thuis, connectie tussen de leerkracht en het kind en connectie tussen het kind en de rest van de klas.

Lege handen

Wat ik vaak hoor is dat leerkrachten iets in handen willen hebben: praktische handvatten. Juist wanneer je niet meer dan ooit kunt voelen dat je met lege handen staat. Het Rouwpaspoort werkt twee kanten op in het contact tussen kind en leerkracht. De leerkracht heeft iets in handen waarmee het contact kan leggen met het kind: erkenning. Geen heel begeleidingsplan, maar herkenning gedurende de rest van het schoolleven. Omdat je een verlies niet in één schooljaar overleeft. Het paspoort voorziet in handvatten voor de leerkracht om een kind te volgen en om te luisteren. Tegelijkertijd ontwikkelt het kind eigenaarschap. Het kind leert dat het mag aangeven waar het behoefte aan heeft.  En op deze manier krijgt een kind al op jonge leeftijd mee dat ieder rouwproces uniek en persoonlijk is.   

´Een verlies overleef je niet in één schooljaar.´

Gevoel

En zo nam het maakproces me ook weer een stukje mee naar mijn jongere ik. Regelmatig bedacht ik me welk gevoel het me had kunnen geven. Een bewaardocument helemaal voor mij. Met aandacht voor die gebeurtenis die mijn leven voorgoed veranderde, die 29e januari in 1989. De kinderlijke onbevangenheid was ik kwijt: niets was meer vanzelfsprekend. En nooit meer stapte ik ergens in zonder angst. Tot in mijn volwassenheid zorgt dit regelmatig voor een belemmering. De leerkracht zou mijn verdriet en pijn niet willen oplossen of doen of het er niet is. Integendeel, de leerkracht zou mij het Rouwpaspoort aanreiken. Misschien met erkennende woorden erbij. Ik zou beginnen met invullen. Mijn naam, mijn adres, mijn leeftijd, de groep waar ik in zat op dat moment. En dan zou ik weten dat dit Rouwpaspoort speciaal voor mij is.

´En dan zou ik weten dat dit Rouwpaspoort speciaal voor mij is.´

Vertellen

Wat ik moeilijk vond om te vertellen, dat zou ik ook opschrijven in mijn Rouwpaspoort. Er is een speciaal vakje voor ‘Dit gebeurde er’. Dat ik hem vond in zijn bed. Dat hij hetzelfde lag en dat ik dacht: ‘hij is toch niet dood’. En nu ik dit als volwassene schrijf zijn er nog steeds tranen in mijn ooghoek. Ze laten met niet schrikken maar bevestigen me in een continuïng bond. De connectie die daar altijd is en zal zijn.

‘Hij is toch niet dood? ‘

Kalender

En ik denk dat ik op mijn jaarkalender zou zetten: zijn verjaardag, zijn sterfdag. Dagen met extra beleving en veel pijn. Het waren de dagen dat mijn ouders elk jaar kaartjes kregen. Ik zou de data omlijsten met een mooi symbooltje: een hartje van goud bijvoorbeeld. Misschien met glitter, want volgens mij hield ik daar als kind ook al van. En hoe mooi als een leerkracht geweten had van deze speciale data, een kaart voor mij zou pure erkenning zijn of misschien een kaarsje in de kring. Een samen-moment in de klas waarbij ook andere kinderen hun verhaal zouden kunnen vertellen.

‘Ik zou op het blad met belangrijke levensgebeurtenissen invullen: 29 januari 1989 gemarkeerd. Misschien versierd met een glittertje.’

Heen-en-weer

Af en toe zou ik het Rouwpaspoort mee naar huis nemen. Ik zou er een foto inplakken van Bastiaan en mij samen: op de Ik denk aan je bladzijden. Soms zou ik er meerdere keren per dag naar toe bladeren en soms misschien dagen of weken niet. Omdat de rouwbehoefte verandert en meegroeit met de ontwikkeling van een kind. Zoals mijn foto vroeger in mijn kamer verhuisde en weer een andere plek kreeg in mijn kamer. De ene periode wilde ik de foto goed kunnen zien, en in een andere periode juist niet.

Tranen

En elke keer wanneer ik het Rouwpaspoort opensloeg, zou ik de gekleurde tranen zien. Deze symboliseren de tranen die ik gehuild heb en de tranen die ik niet gehuild heb maar wel diep vanbinnen voelde: mijn gouden traan die er altijd zal zijn. Want verlies gaat niet alleen over verdriet, maar zeker ook over ontdekken waar de glinsteringen in jouw gouden traan zitten en over verder leven en verbinding. Waar vind je kracht, wat zorgt voor ontspanning, welke stimuli zetten herinneringen aan, welke mensen zijn belangrijk en welke rituelen zijn ontstaan?

Eigenaarschap

Het maken van het Rouwpaspoort heeft mijn jongere ik met terugwerkende kracht eigenaarschap gegeven. Veelal wordt eigenaarschap in het onderwijs geformuleerd als de mate waarin een kind verantwoordelijkheid neemt voor zijn leerproces. En tegelijkertijd is het erkennen en ontwikkelen van eigenaarschap ook op sociaal-emotioneel vlak zo onwijs belangrijk. Rouwen is leren en ervaren dat je dit op jouw eigen wijze manier doet. Leren dat jouw levensverhaal vanaf nu voor altijd anders is. Leren dat er niet één manier is voor omgaan met dit verlies. Leren en ontdekken dat je een schat aan krachten en talenten hebt om dit verlies te integreren. Leren dat ook andere kinderen ingrijpende gebeurtenissen meemaken. Het Rouwpaspoort gaat uit van eigenaarschap: je leert door middel van dit paspoort dat jouw verlies er altijd bij hoort. Een kind ontvangt en voelt hiermee de boodschap dat het mag denken, voelen en zeggen: ‘Ik mag je missen’ en ‘Mijn verlies hoort voor altijd bij mij, ook ieder schooljaar‘.

‘Mijn verlies hoort voor altijd bij mij, ook ieder schooljaar.’

Neem de kracht van een kind niet af

Ook heb ik in het  maak-proces er regelmatig over nagedacht over hoe het zou zijn geweest als iemand mijn verdriet had gepakt: stel dat dit had gekund.  En dat het dan was opgelost. Weg de pijn. Weg verdriet en gek gevoel. Weg gevoel anders te zijn. Geen hyperventilatie, weg vermoeiende gedachtes. Ik probeerde ’s avonds tot hoever ik komen ademen. Het wegnemen van mijn verdriet had me niet geholpen. Dat had een bepaalde kracht van me weggenomen en een puzzelstukje van mijn levenspuzzel zou voor altijd ontbreken. Vanaf het moment dat mijn broertje overleed, hoorde het verdriet bij evenals de mooie herinneringen en mijn eigen schatten die ik ontwikkelde en ontdekte.

Samen gouden tranen laten glinsteren

Ik had graag willen opgroeien met een kracht om altijd te durven vertellen. En ik zou willen opgroeien met iets meer kennis over rouw. Omdat ik lang dacht dat ik gek was. Dat er aan mij iets helemaal anders was. Terwijl het eigenlijk helemaal niet gek was, maar een normale reactie op een abnormale situatie. Met terugwerkende kracht heb ik mijzelf begrepen. En ik gun het de kinderen die nu op school zitten om echt gezien te worden met aandacht voor hun hele levensverhaal. En het Rouwpaspoort kan daarbij ondersteunen. Samen gouden tranen laten glinsteren!

Blog

De achtergrond van Halloween

Zelf moest ik zo wennen aan Halloween. De meeste kinderen vinden het fantastisch daarentegen. Je eng verkleden en op deze manier het donker aangaan. Ik merk dat ik het prettig om meer achtergrondinformatie te hebben. En wil ik mijn kinderen, en mijzelf, iets meer kader geven om maskers, snoep en andere enge dingen in te plaatsen. Hieronder het antwoord op vijf vragen die je kinderen je kunnen stellen. Maar laat ze vooral ook een antwoord zijn op jouw eigen vragen.

Wat betekent Halloween?

In feite verenigt Halloween drie feesten in één: het vruchtbaarheidsfeest, nieuwjaarsfeest en dodenverenigingsfeest. Halloween vindt zijn oorsprong in het feest Samhain van de Kelten. Op 31 oktober vierden zij het afsluiten van het zonnehalfjaar. Tevens was Samhain een voorbereiding op het winterhalfjaar. Voor de Kelten begon het nieuwe jaar met het aanvangen van de winter en niet zoals wij gewend zijn op 31 december. Tevens zou er bij de aanvang van de winter een barst in de tijd ontstaan waardoor de spirituele wereld geopend werd. Zielen van de doden kregen de kans om terug te komen. Men maakte vuren om de onvriendelijke geesten weg te jagen. Samhain smolt later in de tijd samen met Romeinse en Christelijke gebruiken en groeide uit tot All Hallows Eve; de avond voor Allerheiligen op 1 november. Nu Halloween genoemd.

Je eng verkleden, waarom?

Omdat de oude Kelten de kwade geesten wilden verdrijven; toentertijd droegen ze dierenhuiden en maskers. Dit is goed uit te leggen aan oudere kinderen. Voor jongere kinderen is het denk ik fijn om te begrijpen dat we het donker vaak eng vinden en dat het kan helpen om je dan zelf eng te verkleden. Enge gewaden aantrekken en gruwelen via verbeelding om de angst aan te gaan.

Dit feest is toch Amerikaans?

In de negende eeuw na Christus namen de Ierse, Engelse en Schotse immigranten Hallow’s Eve mee naar Amerika. Van oorsprong komt Halloween dus uit Europa.

Een pompoen?

De Kelten gebruikten suikerbiet om lampen uit te snijden. Later bleek de pompoen geschikter. Vandaar dus de pompoen.

En appels?

Vanuit de Keltische traditie staat de appel symbool voor de ziel. Vandaar dat er vaak spelletjes met appels gespeeld worden tijdens Halloween.

Ritueel

Je kunt Halloween zien als een ritueel om de zomer vaarwel te zeggen en het winterhalfjaar tegemoet te treden. En een manier om een weg te vinden om angsten en het donker aan te gaan. Maak er je eigen ritueel/feest van, op een manier die bij jou en de kinderen in de klas past.

Blog

Dia de los Muertos

Op 1 en 2 november wordt op een groot aantal plekken in de wereld ‘Dia de los Muertos’ gevierd: Dag van de Doden. Van oorsprong is dit een Mexicaans feest en men gelooft dat op 1 november de zielen van overleden kinderen terugkomen en op 2 november die van volwassenen. Dichterbij besteden veel mensen aandacht aan Allerzielen: een gedenkdag uit de rooms-katholieke traditie om overleden dierbaren te herdenken. In deze blog zet ik een aantal belangrijke symbolen van de Dag van de Doden onder elkaar. Tevens heb ik een Gouden levensles geschreven die je onder aan deze blog kunt downloaden.

Aanhaakmoment

Al langer had ik de wens om een Gouden levensles te schrijven rondom deze dag: het kan zo’n mooi aanhaakmoment zijn voor kinderen. Een kalendermoment dat kinderen de waarde van herinneren en herdenken meegeeft. En wanneer jij als leerkracht de wens hebt om ook rouw en verlies te integreren in de klas, dan kun je op 1 en 2 november inhaken op dit onderwerp. Jij kiest waar je focus op wil leggen en welke symbolen extra betekenis kunnen krijgen in de klas. En de trailer van de film Coco kan een mooie starter zijn voor de Gouden levensles.

Coco

De film ‘Coco’ gaf ons meer laagdrempelige en kleurrijke inhoud rondom dit feest. En ben je net als ik niet zo gek op alle angstaanjagende verkleedpartijen rondom Halloween, dan is het wellicht extra mooi om de focus op de Dag van de Doden te leggen. De trailer van deze film kun je eventueel als starter gebruiken voor de Gouden levensles. Ook is er een mooi lied in de film dat de sfeer van de Dag van de Doden extra onderschrijft.

Verschil tussen Halloween en de Dag van de Doden  

Beide feesten hebben een raakvlak met de dood, maar er is een groot verschil. Waar bij Halloween de nadruk ligt op griezelen en je zo eng mogelijk verkleden, gaat het bij de Dag van de Doden juist om de dood die bij het leven hoort en waar je niet bang voor hoeft te zijn. De dood in een kleurrijk en positief licht en met grote aandacht voor de band met overleden dierbaren. Er worden altaars gebouwd, lievelingsmaaltijden geofferd en bovendien wordt de voortdurende band met mensen die overleden zijn benadrukt. Niet alleen thuis wordt er feestgevierd, maar ook op het begraafplaats. Graven worden schoongemaakt en met de blaadjes van de Goudsbloem wordt de weg van het graf naar het huis gestrooid. Ze geloven dat de zielen van de doden op deze dagen even terugkomen en dat ze op deze manier de weg kunnen vinden.

Wat is een ofrendra

Een ofrendra is een altaar die speciaal voor deze feestdagen wordt opgebouwd. Er zijn meerdere symbolen en offers terug te vinden op deze ofrendra. En als je verschillende foto’s bekijkt, zie je dat ze vaak uit meerdere lagen zijn opgebouwd. Een ofrendra die bestaat uit twee lagen, symboliseert hemel en aarde. Een drielaagse ofrendra geeft de heilige drie-eenheid aan of voegt aan hemel en aarde het vagevuur toe. Een zevenlaagse ofrendra benadrukt de zeven stappen die een ziel zou moeten doorlopen om in de hemel te komen. Deze achtergrondinfo hoef je niet allemaal te delen in de klas. De gouden levensles spitst zich toe op het maken van een ofrendra met verschillende elementen en symbolen.

Blog

Een lege stoel in de klas

‘Ik werd er vannacht wakker van en het vloog me naar de keel: je zult de leerkracht van Gino zijn…..Na een lang weekend vrij, komen de kinderen dinsdag weer je klas in. Maar een stoel blijft leeg, De stoel van Gino. Hoe start je je dag? Hoe vertel je de kinderen dat hun klasgenootje, ik noem het maar hoe het is, is vermoord? Hoe bespreek je dat een omgeving waarin kinderen leven en spelen blijkbaar niet veilig genoeg is om te kunnen leven en spelen. Hoe geef je je leerlingen dan toch die veilige basis?’

Dit stukje schreef Esther van der Knaap van Onderwijswereld op social media, en het was raak. Ze verwoordde het gevoel van velen. Wat hoe kun je leerlingen toch de warmte en veiligheid in de klas bieden als je te maken krijg met een ingrijpende gebeurtenis als deze?  Wanneer een stoel leeg blijft. Er is niet één manier, het hangt van zoveel factoren af. En de kinderen in al die klassen die het nieuws ook meekrijgen, of flarden ervan. Hoe geef je dit nieuws, dat collectief beleefd wordt, een plek?

Kompas

In deze blog wil ik een handreiking geven voor leerkrachten die te maken krijgen met het verlies van een kind uit de klas. En ook wil ik inzoomen op de maatschappelijke beleving van een nieuwsbericht: meer kinderen zullen de komende week vertellen over het overlijden van Gino: schroom niet om een kaarsje te branden in de klas. De achtergrondinformatie en tips die ik in deze blog geef, kunnen fungeren als een kompas. Elke situatie is uniek en ik heb zeker niet de absolute wijsheid in pacht. Ik zal aandacht besteden aan wat je als leerkracht kunt doen wanneer een kind uit de klas overlijdt. En hoe voer je een gesprek wanneer kinderen geraakt zijn door het nieuws?  

Extra ontwikkeltaak  

Wanneer een klas te maken krijgt met het overlijden van een leerling, heeft dit grote impact op alle betrokkenen. Kinderen hebben het altijd meteen door als er iemand afwezig is, en nu is het definitief. Bovenop de ontwikkeling die ze doormaken komt een extra ontwikkeltaak, het integreren van dit verlies in hun levensverhaal. Kinderen doen dat op hun eigen wijze manier. En wanneer het over moord gaat, komt hier nog een extra moeilijk aspect bij. Want hoe vertel je dit aan kinderen? En uiteraard is daar ook het verdriet van de hele school, het schoolteam en de ouders.

Waarom doen sommige mensen andere mensen dood?

Lies Scaut bespreekt bovenstaande vraag in haar boek ‘ Dood zijn, is dat voor altijd?’. Ze geeft aan dat dit een van de moeilijkste vragen is om te beantwoorden. Ze beschrijft haar antwoord op de vraag naar het kind toe en misschien kan het jou als leerkracht helpen om het gesprek met de klas aan te gaan. Een gedeelte van het antwoord zal  ik hieronder weergeven:

‘Het is belangrijk om over deze onderwerpen te praten, zodat je er niet bang van wordt. Het is namelijk heel moeilijk te begrijpen waarom sommige mensen anderen door doen, vermoorden dus. Ook worden mensen vermoord door iemand die ziek is in het hoofd. Wat er ook is gebeurd, geen enkele reden is geldig om iemand te vermoorden. Mensen die iemand vermoorden, komen sowieso in de gevangenis terecht voor heel lange tijd. Je kan dit dus niet ongestraft doen.’

Lies Scaut

Gevoelens van onrecht, woede en verdriet

In het document ‘Als een ramp de school treft’ wordt het volgende geschreven.

‘Wanneer een school geconfronteerd wordt met de vermissing van en/of moord op een leerling, is dat erg moeilijk voor leerlingen en docenten. Gevoelens van onrecht, woede en verdriet overheersen dan. En daar komt vaak nog de onrust van een politieonderzoek en nieuwsgierige journalisten bij. Het trekt een zware wissel op een school als de recherche de school binnenkomt, journalisten op het schoolplein staan en de kinderen uit hun doen zijn. Dit vraagt grote, ongewone inspanningen van de teamleden.’

Uit: ‘Als een ramp de school treft’

Gesprek

Het eerste gesprek in de klas. Hoe doe je dat en met wie? Een warme en veilige sfeer hangt vaak af van een vertrouwd gezicht in de klas. Wanneer het gaat om een onderwerp als dit, is het aan te raden met bijvoorbeeld twee personen dit gesprek in de klas te voeren. Het document ‘De leegte in school’, geeft een vijftal fasen weer voor het gesprek. Ik geef deze hieronder weer en heb deze aangepast naar deze specifieke situatie. En ik benadruk nogmaals, het is een richtlijn. Ik kan me voorstellen dat je in het eerste gesprek met de klas niet aan alle elementen toekomt. Schroom niet om dit op te delen gedurende een periode.  De allerbelangrijkste werkwoorden voor jou als leerkracht zijn luisteren en volgen. Jij weet als beste waar jouw klas behoefte aan heeft.

  1. Informatie geven: informeer de leerlingen zo volledig mogelijk over:
  • Wat er precies is gebeurd
  • De dader, en wat er met hem gaat gebeuren

In deze fase kunnen er allerlei vragen komen. Geef zo veel mogelijk eerlijk antwoord, en houd daarmee rekening met de leeftijd van de kinderen. Er kunnen vragen zijn waar geen antwoord voor is op dit moment. Beloof daar later op terug te komen. En bedenk tevens dat de ruimte voor de vragen nog veel belangrijker is dan altijd de goede antwoorden

2. Ervaringen van de leerlingen en de reacties hierop:

  • Geef de leerlingen de gelegenheid om te vertellen wat ze hebben meegemaakt. Dit mag en hoeft niet. Laat ze vooral hun eigen verhaal vertellen en vraag nog niet direct naar emoties en gewaarwordingen.
  • Vragen die kunnen helpen in het op gang brengen van het gesprek:
  • Waar was je toen het gebeurde?
  • Wat deed je toen?
  • Heb je er veel aan gedacht?
  • Wat merkte je nog meer?

Benadruk dat de reacties van de kinderen normaal zijn en horen bij de abnormale uitzonderlijke situatie van het verlies. Let op (zorg)leerlingen. En kinderen die eerdere verliezen hebben meegemaakt. Hoe zijn hun reacties?  Wat neem je waar?

3. Steun van anderen gevraagd/gehad?

  • Wat is er sindsdien gebeurd?
  • Wat hebben ze gedaan nadat ze het slechte nieuws gehoord hadden?
  • Hebben ze er met ouders of anderen over gepraat?
  • Hoe reageerden die personen daarop? Hadden ze daar iets aan?
  • Als ze er niet over gepraat hebben, wat hebben ze dan wel gedaan?
  • Hadden ze daar iets aan?

4. De toekomst: de volgende dagen/weken (en coping strategieën)

  • Vraag de leerlingen hoe ze de komende dagen/weken zien.
  • Hoe zal het voor ze zijn op school/thuis de komende dagen/weken?
  • Zullen hun ouders bezorgd zijn? Hoe zijn ze in het verleden met moeilijke situaties omgegaan?
  • Wat hielp ze door moeilijke of treurige situaties heen?
  • Wat hielp het meest? Kunnen ze dat nu ook gebruiken? Vraag de leerlingen wat volgens hen zou moeten gebeuren/ moet worden gedaan.
  • Maken ze zich zorgen over dingen die geregeld moeten worden ? (Bijvoorbeeld m.b.t. het afscheid)
  • Moet er iets gedaan worden voor de nabestaanden?
  • Willen ze zelf iets doen?

5. Afsluiting: Vertel de leerlingen wat ze de komende dagen/weken kunnen verwachten.

  • Wijs op reacties die zich kunnen voordoen bij henzelf en benadruk dat die normaal zijn. Benadruk ook de uniciteit van rouw. Er is niet een manier. Eenieder gaat hier op zijn eigen manier mee om.
  • Wijs erop dat ze daarbij hulp kunnen vragen en vertel waar, bij wie (in de eerste plaats thuis en op school, zo nodig buiten school).
  • Vertel welke informatie ze nog zullen krijgen.
  • Spreek af wanneer er een tweede gesprek volgt. Het gesprek wordt kort samengevat. Aan de leerlingen wordt gevraagd of ze de samenvatting herkennen. Eventueel kun je de afspraken vastleggen/opschrijven.
  • Visualiseer de komende week eventueel op een tijdlijn met pictogrammen zodat kinderen weten wat er gaat gebeuren op welk moment.

Uitzonderlijke situatie

Bij een uitzonderlijke situatie als deze zal er wellicht ook bijvoorbeeld Slachtofferhulp betrokken zijn. Belangrijk ook om in dit soort situaties de kinderen extra te volgen. Onderzoek laat zien dat nabestaanden van een niet-natuurlijk verlies zoals moord, vaker psychische problemen hebben. Zo beschrijft Mariken Spuij: ‘Kinderen die zoiets in hun nabije omgeving meemaken, hebben bijvoorbeeld vaker last van posttraumatische stressreacties, schuldgevoelens, boosheid en angst.’ Daarbij is het de vraag of deze reacties worden veroorzaakt door het gruwelijke karakter en het plotselinge overlijden, of door de juridische nasleep en de voortdurende media-aandacht. En kinderen hebben zeker ook veerkracht, wel is het belangrijk om te weten dat deze gebeurtenis impact heeft op een ieders levensverhaal: en op het hele schoolleven.

Rouwsleutels

Zoals ik al eerder zei is er geen standaard-formule voor dit soort ingrijpende gebeurtenissen. Maar om het praktisch handelen te stimuleren en om een kapstok te geven voor wat je kunt doen, geef ik graag de ‘Rouwsleutels’ van Manu Keirse mee. Denk aan een sleutelbos met vier sleutels. Elke sleutel geeft aan wat belangrijk is voor kinderen om rouw en verlies te integreren in hun levensverhaal. Volgen is daarbij het werkwoord dat we in acht zouden moeten nemen. Geen standaard oplossingen of smart-geformuleerde doelstellingen. Maar kijken naar wat er is, en iets meer weten over wat belangrijk is bij het integreren van een verlies in het levensverhaal. De vier rouwsleutels zijn:

  1. Luister naar het kind
  2. Geef correcte informatie
  3. Zorg voor warmte en veiligheid
  4. Maak ruimte voor herinneringen

Luister naar het kind

Eerder beschreef ik  verschillende fasen van een gesprek met de klas. In het onderwijs zijn we gewend direct in actie te komen. Dit onderwerp vraagt een andere actiestand van ons. En echt luisteren naar wat de kinderen zeggen, stiltes durven laten vallen, daar zit de kracht. Tevens is het belangrijk om in zicht te hebben welke kinderen in de klas eerdere levensveranderende gebeurtenissen hebben meegemaakt. Dat geeft je de mogelijkheid om kinderen te volgen. Zorg er bijvoorbeeld voor dat je in de eerste periode elke dag start met een kring. Dit wordt een vast moment voor kinderen waarin verhalen gedeeld kunnen worden.

Tip: Start elke dag centraal met een kring: dit geeft herkenbaarheid en een routine. Open dit moment elke dag door het gebruik van verschillende starters. Denk aan een gedicht, filmpje, verhaal, ritueel of werkvorm rondom emoties.

Geef correcte informatie

In de gespreksfasen kwam het belang van correcte en eerlijke informatie aan bod. Uiteraard passend bij de leeftijd van een kind. De behoefte aan informatie zal ook de komende tijd, komende schooljaren, van belang zijn. Kinderen herijken een verlies op verschillende momenten in hun ontwikkeling. Daar komen ook vragen bij aan bod, soms in herhaling.

Tip: Maak een centrale plek waar kinderen vragen op een briefje kunnen schrijven en in een doos of pot kunnen stoppen. De leerkracht weet op deze manier welke vragen er leven in de klas. De leerkracht kan anoniem vragen behandelen.

Zorg voor warmte en veiligheid

School is voor veel kinderen een warme en veilige plek. Waardevol om je als leerkracht af te vragen hoe je in de klas voor een warme en veilige sfeer zorgt. Is dat in de kring tijdens gesprekken, of tijdens het lezen van een verhaal terwijl kinderen met een kussen en knuffel een fijne plek kiezen? Ook kun je hierbij denken aan een symbool of routine die als heel fijn wordt ervaren in de klas. In tijden van verdriet en gemis kun je deze elementen uitvergroten. Op deze manier zorgen ze voor een extra verbindend effect.

Tip: Denk na over welk symbool bij deze klas past? Welke routine wordt extra beleefd door deze klas. Zet deze de komende tijd extra in en verdiep deze elementen.

Maak ruimte voor herinneringen

Wanneer je het woord herinneren leest kun je ook zeggen her-inneren: het opnieuw verinnerlijken van de mooiste herinneringen. Dit proces zorgt ervoor dat het innerlijk nieuwe betekenis krijgt. Een zingevend proces voor de rest van het leven. En een manier om herinneringen een onderdeel te laten zijn in het leven van kinderen.

Tip: Kinderen willen ‘doen’. Vaak komen ze zelf met ideeën. En herinneren is een werkwoord dat grote betrokkenheid vraagt van kinderen. Een klasgenoot die wordt gemist, waarschijnlijk hebben ze heel veel herinneringen die ze willen delen. En hoe je dit vormgeeft, daar zijn heel veel vormen voor. Je kunt inspiratie halen uit het ritueel ‘Gouden herinneringen’.

Maatschappelijke beleving

De maatschappelijk beleving van nieuwsberichten zoals deze, maakt dat in veel klassen dit onderwerp naar voren kan komen. Wanneer je naar jonge kinderen (kleuters) kijkt, kun je als leerkracht bekijken of dit in de grote groep besproken moet worden. Soms is het zo dat een kind naar de leerkracht komt voor een 1-op-1 gesprek, dan leeft het niet in de hele groep. En naar mijn mening hoef je er dan geen expliciete aandacht aan te geven in de grote kring. Anders is het wanneer een kind erover begint in een kringgesprek.

In de hogere groepen zal misschien het Jeugdjournaal bekeken worden en zodoende is de kans groter dat een groot gedeelte van de groep betrokken is bij dit onderwerp. Belangrijk is het om de groep te volgen, waar hebben de kinderen behoefte aan? Je kunt de bovenstaande tips en de rouwsleutels ook hier inzetten. Het is niet gek als een klas aandacht wil besteden aan het overlijden van Gino. Het komt dichtbij in leeftijd en herkenbaarheid. Het lijkt een klein gebaar maar onderschat zeker niet de waarde van een ‘Kaarsje in de klas’. 

Aanvullende gesprekstips voor de hele klas

  • Benadruk de zeldzaamheid van deze gebeurtenissen. Op dit moment is het veel in het nieuws, toch is het goed om ons bewust te zijn van de zeldzaamheid van dit soort gebeurtenissen. Je kunt kinderen niet verzekeren dat het niet gebeurt, wel kun je de uitzonderlijkheid benadrukken. ‘Maak je niet meteen zorgen dat dit ook jou kan overkomen. Moorden zijn eerder uitzonderlijk.’
  • Herinner kinderen eraan dat de meeste mensen goed zijn. Benadruk dat van alle mensen in de wereld, de meeste geen moordenaars zijn.
  • Luister naar de angsten in hun vragen. Wanneer kinderen vragen:’ Zou dat hier kunnen gebeuren? ‘Antwoord dan niet ‘gewoon’ met nee, maar benadruk welke mensen er allemaal aan het werk zijn om onze veiligheid te waarborgen.

Boekentips:

Dood zijn, is dat voor altijd? Lies Scaut. Een boek dat alle vragen die kinderen kunnen stellen, behandelt.

Schooltas vol verdriet, Karin Genijn. Een verhaal over een school die een van haar leerlingen verloor. Met tips en achtergrondinformatie.

Als ik naar de wolken kijk, Jonathan Jetten. Over het verlies van een vriend, met de wolken als symbool.

De klas neemt afscheid. In dit boek neemt de klas afscheid van konijn. In het boek is konijn ziek en gaat na een tijdje dood. Dit verhaal is aan te passen naar de specifieke situatie van de klas. Voor klassen die een klasgenoot moeten missen, is dit boek aan te vragen via deze site. www.deklasneemtafscheid.nl

Ik wil je nooit vergeten, Joanna Rowland. Dit boek biedt handreiking om iemand te herinneren die je nooit meer wilt vergeten. IN te zetten in de onderbouw en middenbouw.

Ik had je nog zoveel willen zeggen, Martine van Nieuwenhuyzen. Een mooi boek dat aandacht besteedt aan wat je nog had willen zeggen tegen een vriend.

Blog

Boekentips rondom het thema vluchten

Al een paar keer kreeg ik de vraag of ik boekentips had rondom het thema vluchten. Nu heel actueel gezien de oorlog in de Oekraïne. Maar natuurlijk al veel langer actueel. Ik snap wel dat ouders en leerkrachten juist nu op zoek gaan naar handvatten om dit onderwerp bespreekbaar te maken. Kinderen horen gesprekken over de oorlog die zo dichtbij is, kijken nieuws en willen iets doen voor de mensen afscheid moeten nemen van hun thuis. Zodoende zet ik graag een aantal boeken onder elkaar die kunnen helpen om een aanhaakmoment voor kinderen te creëren. Een aantal boeken heb ik zelf kunnen bekijken. De andere boeken zag ik getipt worden en zet ik erbij voor een overzicht. Op deze manier hoop ik dat je kunt vinden wat bij jou past en bij je klas. Onderaan deze blog kun je de boekenlijst downloaden om te bewaren.

Aanhaakmoment

Er is al veel geschreven over hoe je dit onderwerp bespreekt met kinderen. Zo noem je oorlog bij jonge kinderen liever een ruzie tussen landen, volg je de kinderen, kijk je naar hun behoeftes en benadruk je de helpers. De boekentips die ik hieronder geef hebben verschillende invalshoeken: bekijk een boek zelf eerst goed voordat je het voorleest aan je klas. Op deze manier kan een boek een aanhaakmoment zijn voor kinderen om op verhaal te komen over een onderwerp dat zo veel indruk maakt op iedereen op dit moment.

De koffer, Chris Naylor-Ballesteros (vanaf groep 1)

Dit boek las ik voor in de klas. Met recht een boek dat een aanhaakmoment kan zijn. Dit was ook zeker het geval in mijn groep 2. Ruimte voor vragen en eigen gedachten: prachtig als boeken de veilige verbinding zijn om zwaardere onderwerpen te bespreken. Een vreemd dier komt aan op een andere plek en draagt een koffer bij zich. De andere dieren vragen zich af wat er in de koffer zit. Terwijl het dier uitrust van een vermoeiende en lange reis, bekijken de dieren de inhoud: een theekopje en een foto. Dit prentenboek maakt met heldere teksten en prenten een heel belangrijk onderwerp bespreekbaar.  Met een hoopvolle gedachte en afsluiting van het verhaal.

Mijn twee dekens, Irena Kobald & Freya Blackwood (vanaf groep 1)

In dit prentenboek gaat het over taalverwerving, je veilig voelen en de waarde van connectie met anderen. Het verhaal volgt in mooie prenten en kleuren het verhaal van een meisje dat moet vluchten voor oorlog. In het nieuwe veilige land, is alles anders. Ze wikkelt zich in een oude warme deken van eigen woorden en geluiden. Ze zou daar wel voor altijd willen blijven zitten. Toch gaat ze naar buiten en in het park ontmoet ze een meisje. Zij neemt iedere keer nieuwe woorden mee. Onder haar oude deken, weeft ze van de woorden die ze steeds beter kent een nieuwe deken. Ook onder deze nieuwe deken is ze helemaal zichzelf.

Onderweg, Fransesca Sanna (vanaf groep 3)

‘Mijn familie en ik woorden in een stad dichtbij zee. In de zomer brachten we weekend na weekend door aan het strand. Nu gaan we er nooit meer heen, want vorig jaar veranderde ons leven voorgoed.’

Met duidelijke en kleurrijke prenten volgen we het verhaal van een gezin dat moet vluchten. De oorlog nam de vader mee. Dat maakte het leven van de familie een stuk donkerder. De reis is vol angst en er zijn moeilijkheden om over de grens te komen. Uiteindelijk komen ze op een boot terecht die hun naar het vasteland zal brengen. Ze vertellen elkaar verhalen over het land van herkomst. Het boek eindigt met het beeld van vogels die ook migreerden; alleen hoeven zij geen grenzen over te steken.

‘Ik hoop dat wij, net zoals deze vogels, op een dag een thuis vinden waar we veilig zijn,’

Iedereen telt mee, Hollis Kurman & Barroux (vanaf groep 1)

De ondertitel van dit boek is: een telboek over elkaar helpen. Een waardevolle boodschap in een boek voor de allerjongsten. Het boek begint met de volgende zin:

‘Wat als je thuis zo eng wordt dat je vluchten moet….?’

Al tellend kun je samen met jonge kinderen op zoek naar dingen die kunnen helpen, ondersteunen. En boek vol warmte, saamhorigheid, connectie en empathie.

Kunnen we bij jou? Hijltje Vink & Paula Gerritsen (vanaf groep 2)

Dit boek gaat over Esra en Ahmed. Eerst zaten ze op dezelfde school in Aleppo en toen moesten ze vluchten, Het verhaal vertelt over de mensen die ze verloren zijn en de nieuwe plekken waar ze aankwamen. Het boek eindigt met deze tekst:

‘Over een poosje mogen Ahmed en Esra in een gewoon huis gaan wonen. In een gewone straat van een gewone stad. Misschien komen ze wel bij jou in de straat wonen. Het kan zelfs zijn, dat ze bij jou in de klas komen. Dan zou het fijn zijn als jij hun boek gelezen hebt. Dan weet je wat er aan de hand is, als zij soms plotseling verdrietig zijn. Dan weet je dat ook zij vrienden nodig hebben die van hen houden en hen helpen een kind te zijn. Een gewoon kind, net zoals jij en ik.’

Mercy. Zo heet ik, Emelie Satt & Jean-Karl Lucas & Madame Monsieur & Sasia Halfmouw (vanaf groep 2)

Een waargebeurd verhaal in simpele, rake zinnen over een meisje dat door haar bestaan een ode brengt aan het leven. Mercy werd midden op ze geboren, vlak nadat haar moeder van een wankel bootje was gered. Uit dankbaarheid noemde haar moeder haar Mercy, ‘Genade’.

Het muziekduo Madame Monsieur schreef er een liedje over, dat uitgekozen werd om voor Frankrijk naar het Eurovisie Songfestival 2018 te gaan.

Morgen is een ander land, Michael de Cock & Trui Chielens (vanaf groep 4)

(Dit boek heb ik niet zelf gelezen, tekst overgenomen van bol.com). In een donkere laadbak van een vrachtwagen, vluchten een meisje en haar moeder uit de oorlog. Het lijkt wel een ruimtecapsule op weg naar een onbekende planeet. Ze moeten er heel stil zijn. Gelukkig is het meisje wereldkampioen in stil zijn.

Op de vlucht, Pimm van Hest (vanaf groep 1)

Stel je voor toch
er is oorlog

Een verhaal over afscheid nemen van een thuisland.
Over de angst die daarbij komt kijken.
Een verhaal over wennen in een nieuw land. Je welkom voelen en soms niet.

En zo wordt je meegenomen in het gevoel en de angst die veel mensen op deze wereld moeten voelen. Heel waardevol om met kinderen te bespreken.

De jongen achter in de klas, Onjali Q. Rauf (vanaf groep 6)

(Dit boek heb ik niet zelf gelezen, beschrijving overgenomen van bol.com). Achter in mijn klaslokaal stond vroeger een lege stoel. Nu zit er een nieuwe jongen. Hij heet Ahmet. Hij is negen jaar (net als ik), maar hij is heel raar. Hij praat nooit en lacht nooit en hij houdt niet van snoep – zelfs niet van citroenzuurtjes, die ik het allerlekkerst vind! Maar toen kwam ik achter de waarheid: Ahmet is eigenlijk helemaal niet vreemd. Hij heeft zijn land moeten ontvluchten vanwege oorlog.

Jij en ik, Margaretha van Andel & Eva Moraal (vanaf groep 1 voor alle groepen)

Dit boek bevat negentien verschillende verhalen en gedichten. Verschillende schrijvers hebben er aan meegewerkt. Zo kun je kijken welk gedicht of verhaal je kunt gebruiken in jouw klas. Het gedicht ‘Meer woorden’ van Alyze Bos raakte mij enorm.

Als ik een wens mocht doen

wenste ik meer woorden

meer woorden om te zeggen

hoe blij ik met je ben

dat jij me steeds geduldig uitlegt

wat ik nog niet snap of ken

en dat ik op je feestje was

en jij op dat van mij

ik heb te weinig woorden voor bijna elke zin

maar jij verstaat ook wat ik niet zeg

jij bent mijn vriendin

Blog

In de klas praten over de dood, hoe doe je dat eigenlijk?

De reclamespotjes van Sire zijn belangrijk, heel goed dat hier aandacht voor is in het drukke alledaagse leven waar het veelal om plezier en ‘leuke dingen’ gaat. ‘Het lijkt nog altijd alsof we de dood buiten het leven plaatsen. We praten er liever niet over of relativeren het verdriet.’ Dit is een stukje begeleidende tekst van Stichting Sire bij de campagne die onlangs startte. En meteen denk ik: ja inderdaad! We plaatsen de dood ook vaak buiten de klas, buiten de school. En boeken en materialen, als ze al op school aanwezig zijn, staan ook vaak letterlijk weggestopt op een stoffige plank naast een verouderde uitgeprinte versie van het rouwprotocol (en natuurlijk is dit echt niet overal het geval). In deze blog geef ik aan wat we in de klas kunnen betekenen rondom de ontwikkeling van het begrip over de dood, hoe kinderen zich ontwikkelen ten aanzien van dit onderwerp en ik sluit af met een aantal praktische tips.  

Boeken en materialen over de dood, staan vaak letterlijk weggestopt op een stoffige plank naast een verouderde uitgeprinte versie van het rouwprotocol.

Kindertijd  

Vaak wordt de dood nog gezien als iets wat niet bij de kindertijd hoort: een onderwerp waar we kinderen nog niet mee mogen confronteren. En daar laten we een gigantische kans liggen om voor de komende generaties een verschil te gaan maken. Want juist door dit onderwerp als een onderdeel van het leven te zien, en dus ook als onderdeel van de klas, leren we kinderen dat er over dit onderwerp gepraat, nagedacht en gespeeld mag worden. Dat het niet eng of alleen voor oude mensen is. Dat er vragen gesteld mogen worden, en dat volwassenen ook niet altijd het goede antwoord hebben. Maar dat je de vragen die je hebt wel altijd mag stellen. En dat we de realiteit niet proberen te verzachten. Kinderen verdienen het om serieus te worden genomen.

De dood is ook een onderdeel van de klas.

Ontraadselen  

Buiten dat kinderen even sterk rouwen als volwassenen, iets wat nogal eens onderschat wordt, is er nog een hele belangrijke overeenkomst tussen kinderen en volwassenen: we onderzoeken beiden de dood. We herijken op bepaalde momenten in ons leven wat we weten, plaatsen dit in onze ontwikkeling en proberen dit ongrijpbare onderwerp te ontraadselen. Geen gemakkelijke klus. Bovendien komen er emoties bij kijken en hebben we steeds meer ervaring met dierbaren die doodgaan. Wanneer kinderen in een nieuwe ontwikkelingsfase terecht komen, hebben ze een andere invalshoek om de dood te bekijken, te snappen en te bevragen. En wanneer ze weten dat het een taboevrij, open benaderbaar onderwerp, is zullen ze dit ook blijven doen: elke keer vanuit hun perspectief van dat moment. Zo groeit het begrip met hen mee.

Een overeenkomst tussen kinderen en volwassenen is dat we beiden proberen de dood te ontraadselen. We herijken op bepaalde momenten in ons leven wat we weten, meemaken en vanuit welk perspectief we daarnaar kijken.

Leren lopen  

Manu Keirse legt uit dat leren over de dood eigenlijk net is als leren lopen. Als we een baby rechtop zetten, zijn beide handjes vasthouden en de beentjes bewegen om te lopen, dan lukt het lopen toch nog niet. Hoe vaak we het ook proberen: lopen zal pas lukken als het lichaam er rijp voor is. Wel is het belangrijk dat de spieren geleidelijk worden geoefend tot het moment van lopen. Zo werkt het ook met wat kinderen over de dood begrijpen. Dat heeft eveneens te maken met ontwikkeling, rijping en trainen. Dat kunnen we doen door de dood als een open onderwerp te benaderen, er regelmatig over te praten en kinderen te laten voelen dat er geen taboe rust op dit onderwerp.  

‘Leren over de dood kun je vergelijken met leren lopen: het heeft te maken met ontwikkeling en rijping.’

Manu Keirse

Rolmodel  

En precies voor die open taboevrije benadering van de dood, ligt een belangrijke rol voor leerkrachten: de personen die voor een warme en veilige sfeer zorgen in de klas. Dat is de perfecte basis voor leren over de dood en ervaren dat dit onderwerp een onderdeel is van het leven, in plaats van iets engs waar je pas mee te maken krijgt als je oud of ziek bent. Onze houding ten aanzien van de dood en hoe we reageren op bijvoorbeeld situaties wanneer dit onderwerp ineens ter sprake komt, is van belang voor de kinderen van nu; de volwassenen van later.  Wanneer wij laten zien dat het een onderwerp is dat we besproken mag worden, leren we kinderen dat het bij het leven hoort. Verhalen mogen worden gedeeld en vragen kunnen worden gesteld. Veilige omgeving van de klas geeft ook de gelegenheid aan kinderen om te kunnen aangeven wat ze zelf willen: bijvoorbeeld wanneer ze een dierbare verliezen. Ze voelen zich dan serieus genomen.

De klas als warme, veilige plek met de leerkracht als rolmodel vormt een goede basis voor het leren over de dood.

Ontwikkelingsleeftijd  

Gesprekken over persoonlijke ervaringen, emoties die hierbij komen kijken, vragen over zingeving: ze kunnen allemaal een onderdeel zijn van leren over de dood. Dit hangt ook nauw samen met de ontwikkelingsleeftijd van een kind. En wanneer jij als leerkracht weet hoe kinderen zich globaal ontwikkelen ten aanzien van dit onderwerp, sterkt het je in hoe je reageert. Ik weet zeker dat je dan extra aan staat voor aanhaakmomentjes die zich soms spontaan voordoen in de klas om dit onderwerp ruimte te geven. En bedenk ook: kinderen hebben van nature de behoefte om meer te leren over dit onderwerp. Ik zal per ontwikkelingsfase een aantal herkenningspunten beschrijven ten aanzien van het leren over de dood. Natuurlijk verschilt dit per kind en spelen ook de persoonlijke levens-veranderende gebeurtenissen die kinderen meemaken hierbij een rol.  

Baby’s en peuters  

Het is een misvatting te denken dat deze kinderen te jong zijn om iets te merken. Hele jonge kinderen voelen dat er een verandering is door de mensen om hen heen. Ze ervaren veranderingen in hun omgeving vooral zintuigelijk. Sfeer, geur, stemmen en lichamelijk contact zijn van groot belang. 

´Een jongen van 1 jaar staat in zijn box naast het bed waarop opa opgebaard is, af en toe zwaait hij naar opa. De jongen is veel stiller dan anders.

Groep 1 en 2 

Kinderen in de kleuterleeftijd begrijpen het verschil tussen leven en dood, maar de onomkeerbaarheid van de dood is nog moeilijk voor deze leeftijdsgroep. Ze denken dat je bijvoorbeeld even dood kunt zijn. Vaak denken kinderen nog enkelvoudig en hebben moeite met toepassen van het geleerde of de ervaring in andere situaties. Tijdens deze fase zullen kinderen steeds meer overgaan naar het inductief denken: een kind waarvan de oma is overleden zal kunnen begrijpen dat ook andere oma’s overleden kunnen zijn. Daarom is het ook zo belangrijk dat kinderen verhalen delen in de kring. Een ander belangrijk kenmerk in deze fase is het magisch denken.  

‘Juf, we spelen doodje.’

Groep 3 tot en met 5  

Kinderen in deze leeftijd begrijpen steeds beter wat dood zijn betekent. Dit betere begrip kan ook leiden tot angstgevoelens. Kinderen in deze leeftijd denken nog veel fantasievol: bijvoorbeeld over hoe de hemel eruit ziet. Omdat kinderen nog niet precies weten hoe het zit en nog niet alle vaardigheden bezitten om te redeneren en te praten over de dood, vullen ze wat ze niet weten met fantasie. Daarom is eerlijke en duidelijke informatie heel belangrijk. Kinderen in deze leeftijd stellen vaak feitelijke en verhelderende vragen om die informatie te verzamelen.  

Op een briefje schreef een jongen van acht jaar: ‘Ik ben bang dat ik doodga’  

Groep 6 tot en met 8  

Ze zeggen weleens dat zo rond de negen jaar de buitenwereld binnenkomt. Dat zie je vaak terug in de houding van kinderen en de groei naar zelfstandigheid. Wanneer kinderen persoonlijk verlies hebben meegemaakt kunnen ze schuilen voor verdriet door het vertonen van onafhankelijk en stoer gedrag. Kinderen willen op deze leeftijd niet extra opvallen en houden hun gevoelens vaak voor zich. De kinderen beseffen dat de dood iedereen kan overkomen en ze kunnen redeneren over een overlijden en betrekken dit op hun eigen situatie. Waar kinderen in deze leeftijd over nadenken heeft vooral betrekking op het nu: het is nog moeilijk om lange-termijn na te denken.  

Jongen van 9 jaar: ‘De papa van Tim is doodgegaan, hij was 47 jaar, hoe oud ben jij papa? ‘ 

Vanaf groep 8 en voortgezet onderwijs  

Vanaf twaalf jaar start het losmakingsproces: jongeren willen steeds meer controle over hoe ze overkomen op anderen. Dit uit zich ook in het niet altijd willen laten zien van emoties en gevoelens.  Wanneer ze verlies meemaken willen ze hun omgeving hier liever niet mee lastig vallen. Praten met een steungevende volwassene buiten het gezin (denk ook hier aan de belangrijke rol van mentoren en docenten) kan op bepaalde momenten fijn zijn. Jongeren kunnen in deze ontwikkelingsfase ook meer nadenken over het zingevende aspect van de dood.  

Jongen van 14 jaar: ‘Ik ben niet bang voor de dood, ik geloof dat we elkaar weer gaan zien.’ 

Praktische tips:

  • Gebruik het woord dood, en probeer dit niet te vervangen door ‘zachtere’ woorden als overleden, heengegaan. Woorden naast elkaar gebruiken en verduidelijken kan natuurlijk wel, dit helpt kinderen om kennisschema’s aan te leggen rondom dit onderwerp.  
  • Probeer eens te volgen hoe vaak kinderen zelf over de dood beginnen of een onderwerp dat hiermee samenhangt. Het zal je verbazen hoe vaak dit onderwerp vanzelf al ter sprake komt. Vanuit hun eigen ontwikkelingsbehoefte en het persoonlijk verlies dat kinderen zelf hebben meegemaakt komt dit onderwerp je klas al binnen.  
  • Wees niet te bang om iets verkeerd te zeggen en geef jezelf denktijd, net zoals je jezelf ook bij andere lesgebieden tijd geeft om jezelf te ontwikkelen. Dat mag ook rondom dit onderwerp.
  • Onthoud dat de ruimte voor het stellen van vragen nog veel belangrijker is dan de goede antwoorden. Soms hebben we die antwoorden ook gewoon niet. Kinderen die een Rouwpaspoort hebben, kunnen de vragen die ze hebben hier in opschrijven. Eventueel kun je er dan op een later moment op terugkomen.
  • Gebruik een starter om dit onderwerp een plek te geven in de klas. (Denk aan een gedicht, verhaal, prentenboek of quote).
  • Ga op zoek naar aanhaakmomentjes: momenten die je de gelegenheid geven om de dood, rouw, verlies en verdriet bespreekbaar te maken (dit kunnen momenten zijn die door de kalender worden gegeven, onderwerpen die voorbij komen in de methode, of een persoonlijke ervaring/levensverhaal van een kind).

Blog

Toen de walvissen kwamen, Phebe Rasch & Margaret van der Berg

Wat een bijzonder, poëtisch boek is dit. Niet voor niks staat achterop het boek: voor iedereen vanaf zes jaar. Helemaal waar denk ik omdat het voor kinderen en volwassenen een gelaagd boek is: met diepere boodschappen en mogelijkheden om symboliek te vinden. Een verhaal over een mama die doodgaat, de wind die fluistert, bijzondere baleinwalvissen, babykonijntjes, muizentrappetjes, flessenpost en het zingen van een prachtig lied. En tijdens het schrijven van deze boekenblog bedenk ik me dat ik heel veel over dit verhaal wil vertellen. Zo mooi vind ik het!

Het verhaal

Het verhaal gaat over een meisje van wie de moeder erg ziek is. Verteld vanuit de ik-persoon kom je dichtbij de emoties en  belevenissen van het meisje. Ze gaat logeren bij haar opa op Kraaieneiland. Maar dit keer is het anders, want het vertrek is onverwacht en haar moeder gaat niet mee.

‘Mama, is heel ziek’, zei ik, zodra ik naar hem toe kon.

‘Ja, ik weet het meisje.’

Lichaamstaal

Het verhaal laat heel mooi zien hoe gevoelig kinderen zijn voor lichaamstaal en de sfeer van de omgeving. Kleine dingen vallen op. Hoe papa zwaait, maar dit keer door zijn arm stil te houden in plaats van heen-en-weer zwaaien. De tranen in de ogen van opa. De zachte trui van opa waarin ze haar gezicht begraaft. De zachte stem, stille bewegingen en ingetogen lach van mama.

Flessenpost

Wanneer het meisje met haar vriendje Kai is, besluiten ze om flessenpost te maken. En zij zal een brief voor haar moeder maken: ze tekent haar moeder in haar favoriete blauwe bloemetjesjurk. De wind weet de weg naar huis.

De wind fluistert je de geheimen van de zomer in je oor, of hij vertelt je de was binnen te halen. Soms vergeet opa te luisteren, had mama een keer gezegd, En daarom heeft hij boven op zijn hoofd geen haar. De wind heeft het meegenomen.

De walvissen

Gedurende het verhaal komt de realiteit steeds meer binnen. En ook zijn daar belevenissen met haar vriendje Kai. Want op een ochtend zijn er walvissen aangespoeld op het strand. Het moet weer vloed worden om de walvissen om ze terug in de zee te krijgen. Het meisje wil niet weg bij de walvissen. Bij de walvissen voelt het alsof haar mama dichtbij is.

De walvissen lijken voor mij te komen

Bij de walvissen voelde ik met niet verdrietig om mama. Het was net of ze dichtbij was.

Een donkere tekening

Aan alles in het verhaal merk je dat opa en het meisje weten dat mama overleden is. De donkere tekening maakt dit duidelijk: eerder waren de afbeeldingen kleurrijk en licht. De reis die het meisje die nacht met de walvissen maakt, verbindt haar met de sterke en grote dieren van de oceaan en haar moeder. Wil ze haar achterna? En dan bedenkt ze wat ze allemaal nog wil doen.

Afscheid en verder leven

Wanneer het meisje weer samen met haar vader is, helpt ze mee bij de voorbereidingen van de begrafenis: mooie kaarten schrijven, kleren uitzoeken. Ik vind het heel belangrijk dat het verhaal zo benadrukt dat kinderen het verdienen om een aandeel te hebben bij een afscheid. Wanneer ze met de boot weer terug naar huis gaan, denkt het meisje aan haar flessenpost en vraagt zich af of je alles kunt zien als je dood bent.

Tips voor in de klas

De uitgebreide symboliek in dit boek geeft je veel mogelijkheden om verdere verdieping te geven aan het verhaal.

  • Muizentrappetjes: samen met de klas een reuzentrap vouwen. Waar zou je deze trap voor willen gebruiken?
  • Flessenpost: een herinnering tekenen, net als het meisje, voor in flessenpost. Gebruik mooie pennen.
  • Symbooltaal: Welke drie zinnen uit het verhaal wil je onthouden? (rouwpaspoort tip: kinderen die een Rouwpaspoort hebben kunnen deze zinnen op de ‘Ik denk aan je’ pagina’s zetten.
  • Wind: welk gevoel geeft de wind jou?

Blog

6 mini-tranen-posters om te downloaden

Ik maakte zes mini-tranen-posters voor gouden tranen in de klas. Ze kunnen je ondersteunen om rouw en verlies een plek te geven in de klas. Via onderstaande knop kun je ze downloaden.

Blog

Ik zou willen dat mijn leerkracht wist: met downloads

Misschien heb je de werkvorm van Kyle Schwartz uit de Verenigde Staten al een keer voorbij zien komen. Een simpele zin en enkele briefjes hebben in veel klassen al een groot verschil gemaakt in de levens van kinderen en in het gemeenschapsgevoel in de klas. Haar visie is dat alle kinderen het verdienen om voor gezorgd te worden en dat start met wat de leerlingen wensten dat we zouden weten. Voor inspiratie kun je de volgende hashtag bekijken of natuurlijk haar boek lezen. Een aanrader!

#iwishmyteacherknew

Ik besloot haar boek te lezen omdat haar werkvorm iets bewerkstelligt wat voor kinderen zo belangrijk is: erkenning, gezien worden, je verhaal kunnen vertellen en bouwen aan sterke relaties in de klas. Deze werkvorm kan een bijdrage leveren aan glinsterende gouden tranen. Daarom wil ik ook in Nederland zoveel mogelijk leerkrachten enthousiast maken voor deze vorm. Zeker aan het begin van het schooljaar kan dit een groot verschil maken: een gouden start van het schooljaar.

Stappenplan

In dit document heb ik het stappenplan dat Kyle in haar boek beschrijft, vertaald zodat je er in je klas mee aan de slag kunt. Ook zitten er bladen in dit pakket die je direct kunt uitprinten en gebruiken. Daarbij heb ik aanvullingen gemaakt. zodat je de versie kunt kiezen die bij jou en de kinderen in jouw klas past. Laten we verbinden en inspireren via de hashtag #ikzouwillendatmijnleerkrachtwist

1.Vertel het doel van deze activiteit

‘Het is voor juffen en meesters heel belangrijk om een goede band op te bouwen met de kinderen in de klas. Het is waardevol om elkaar goed te leren kennen.’ Voor jongere kinderen kan volstaan: ‘Ik geef om jullie. Ik wil graag meer van jullie weten zodat ik een betere leerkracht kan zijn.’ Wanneer kinderen ouder zijn, kun je meer uitleg geven over de achtergrond: ‘Er zijn veel dingen die leren beïnvloeden. En als jullie leerkracht wil ik weten hoe jullie leven er buiten school uit ziet’

2.Wees een voorbeeld

En deel zelf bijvoorbeeld ook een schoolervaring of iets anders wat de leerlingen in jouw klas zouden moeten weten. Je zou ook kunnen zeggen. #ik zou willen dat mijn leerlingen wisten….

3.Wees duidelijk over de mogelijkheden

De leerlingen hebben de controle. Ze kunnen de vraag op verschillende niveaus beantwoorden. Een antwoord kan ook zijn: ‘Ik zou willen dat mijn leerkracht wist dat ik graag blokfluit speel als ik thuis ben.’ Of: ‘ ik hou van dino’s.’ Vertel de leerlingen dat het oké is om een grappig, serieus, vrolijk of verdrietig antwoord op te schrijven. Niets opschrijven behoort ook tot de opties. Of iets wat ze leuk vinden in de klas, of juist niet. Ze kunnen ook aangeven of ze graag iets veranderd zouden zien in de klas.

4.Zoveel briefjes als je wilt

Vertel de kinderen dat ze zoveel briefjes mogen schrijven of tekenen als ze willen

5. Jonge kinderen kunnen tekenen wat ze willen zeggen

Eventueel kun jij erbij schrijven wat ze getekend hebben, zoals leerkrachten van jonge kinderen wel gewend zijn om te doen. Ik heb Kyle, de bedenker van deze werkvorm gesproken, en ze zei dat er inderdaad leerkrachten zijn van jonge kinderen die de werkvorm op deze manier uitvoeren. Bij de werkbladen die je uit kunt printen zitten bladen met meer ruimte om te tekenen.

6. Geef de kinderen verschillende opties voor het delen van hun antwoord

Ze kunnen hun antwoord oplezen in de kring. Ze kunnen er ook voor kiezen dat jij hun antwoord voorleest of dat jij het antwoord alleen voor jezelf leest. Kinderen kunnen de mogelijkheid hebben om hun naam er niet op te zetten. Wanneer oudere kinderen zich zorgen maken, is het misschien nodig om aan te geven dat volledige anonimiteit niet mogelijk is. Leerkrachten zijn immers vaak goed in het herkennen van handschriften.

Onderaan het briefje kunnen kinderen aangeven: ‘ ik wil hier met je over praten.’ Geef deze optie voorafgaand als mogelijkheid en schrijf de zin eventueel op het bord.

7. Wees je als leerkracht bewust van het feit dat er een antwoord kan komen dat actie vereist

Je kunt kinderen niet beloven dat het tussen hen en jou blijft. Of dat het binnen de muren van de klas blijft. Wanneer leerlingen zich er zorgen over maken kun je zeggen dat je het briefje privé houdt maar dat je ook doet wat je moet doen om de veiligheid van de leerlingen te waarborgen.

8. De uitvoering van deze activiteit kan per klas verschillen

Er kunnen gesprekken volgen en voortvloeien uit deze activiteit. Het kan zijn dat je een thema verder wilt uitwerken. Je kunt er dan materiaal bij zoeken, zoals een geschikt boek of andere werkvormen en activiteiten.

9. Vertel dat jij als leerkracht er bent om hen te helpen leren en dat het soms ook nodig is om kinderen te helpen met situaties buiten school

Benadruk dat jij er als leerkracht altijd bent om mee te praten. Dit kun je niet vaak genoeg zeggen. En dat je als leerkracht wilt weten wat hun passie is en waar ze nieuwsgierig naar zijn, waar ze over dromen en wat hun doelen zijn.

10. Zorg eventueel voor een waardevolle of creatieve herhaling van deze activiteit later in het schooljaar

Je zou kunnen denken aan: #ik wou dat de koning wist of #ik wou dat de directeur wist. Een ander idee is om een brievenbus in de klas te zetten die leerlingen het hele schooljaar de gelegenheid geeft om iets te delen met de leerkracht.

Blog

Chocoladelettersymboliek 

Deze periode leent zich bijvoorbeeld goed voor chocoladeletter symboliek. Geef een kind of volwassene de eerste letter van de naam van diegene die gemist wordt. Een moment van erkenning, aandacht kunnen hebben voor diegene die er niet meer is. En zo is diegene er toch bij, al is het op een heel andere manier. Het verdriet kan aangeraakt worden. In deze blog beschrijf ik de chocoladelettersymboliek van een moeder en geef ik tips voor in de klas. Wil je meer tips rondom sinterklaas, rouw en kinderen: lees dan de blog die ik eerder schreef. 

Inspirerend berichtje 

Zo ontving ik onlangs een berichtje van een moeder die voor haar twee dochters van 15 een chocoladeletter kocht: de ‘P’ van papa en de eerste letter van zijn naam. Een inspirerend berichtje. Want dit was in deze tijd een moment van erkenning, voor de dochters en de moeder. 

Bij elke hapje dichtbij 

De dochters van vijftien jaar vonden het mooi om de letters te zien. Steeds als ze een hapje nemen, is het gevoel dichtbij. Hun vader mag er ook nu nog zijn. Een toegankelijke manier in deze tijd om te denken aan wie je mist.

De moeder schreef er een gedichtje bij en met toestemming deel ik dit gedichtje. Laat je inspireren

Lieve meiden

Welke letter je in je schoen treft is om het even…..

Sint kan jullie wel de letters van jullie naam geven

Maar hij bedacht ineens een ander plan

Omdat je de persoon met deze letter helemaal niet missen kan

Sint

Chocoladelettersymboliek in de klas 

In de klas worden vaak letters gekleurd en geknutseld in deze periode. Vaak wordt hiervoor de eerste letter van de naam van een kind gekozen. Maar wat gebeurt er als je kinderen de letter van een lief familielid laat kiezen. Dit geeft gelijk de ruimte aan kinderen die iemand moeten missen om deze letter te kleuren of te maken. 

Zo’n activiteit schept ruimte voor verhalen en kan een aanhaakmomentje voor kinderen zijn om te vertellen over diegene die ze missen. 

Begin de activiteit bijvoorbeeld als volgt: 

-Vandaag kiezen we letter van iemand die we heel lief vinden, aan wie we soms extra denken of de letter van iemand die we missen. 

-Deze letter gaan we mooi versieren en kleuren. 

-Om de letter heen of juist in de letter, kun je mooie herinneringen schrijven aan diegene die je mist. Bij jonge kinderen kun je dit samen doen. 

Tips: 

-De letter lamineren maakt deze geschikt om neer te leggen op de begraafplaats. 

-De letter (bij voorkeur een iets kleiner formaat) kan ingelijst worden voor in een koesterhoekje. 

-Eventueel kunnen er meer letters gemaakt worden om aan familieleden te geven: de mensen die ook veel denken aan diegene die gemist wordt. 

-Wanneer de hele klas iemand moet missen, kan de letter gegeven worden aan de nabestaanden. Ook mooi als er dan herinneringen of troostwoorden omheen staan. 

-De letters een tijdje ophangen in de klas, maakt de mensen die gemist worden, of aan wie extra gedacht wordt een beetje aanwezig in de klas. 

Wil je meer weten over symboliek en herdenkingsrituelen voor kinderen. Kijk dan eens bij Ik denk aan je.